Literatuur - Poëzie - Frida Kahlo

Zelden ga ik naar de bioscoop, ook al ben ik een hartstochtelijk cinefiel. Ik heb geen tijd. De tijd heeft mij. De tijd doden doe ik nooit. 'De tijd doden' vind ik overigens een verschrikkelijke uitspraak die, naar mijn gevoel,  verwijst naar een misdaad tegen de menselijkheid.
Wel lees ik in de krant de filmkritiek, wat mij in de gelegenheid stelt de films aan te stippen die ik zeker niet moet gaan bekijken. Mijn treurnis over de betere films, die ik niet kan gaan zien, wordt hierdoor enigszins gelenigd.
Een wonderbaarlijke samenloop van omstandigheden bracht mij desalniettemin onlangs in een donkere zaal, waar de film 'Frida Kahlo' werd vertoond. Tijdens verscheiden bezoeken aan Mexico had ik de revolutionaire fresco's bewonderd van Diego de Rivera en gelezen over de onstuimige relatie tussen de grote schilder en Frida Kahlo, die ontoelaatbaar mooie mondaine, halfjoodse schilderes-danseres, die zoveel harten heeft gebroken als ze schoenen heeft versleten. Een ongeval tijdens een tramrit brak nagenoeg haar ruggengraat en haar verdere bestaan zou met vallen en opstaan een martelgang worden, waaruit pathetische schilderijen zijn ontstaan. Ze vond ook nog de tijd om de minnares te worden van Leon Trotsky, toen die, vogelvrij verklaard door Stalin, asiel zocht in Mexico-city. En toen een agent van Stalin, vermomd als een duistere Belgische student, Trotsky met een houweel de schedel in sloeg, werd Frida Kahlo, blijkbaar ten onrechte, ervan verdacht bij de aanslag betrokken te zijn geweest.  Alvast stof genoeg voor een dramatische, ontroerende en schitterend gebrachte filmprent, met de sublieme Salma Hayek in de hoofdrol.
Toen ik die avond, totaal in vervoering, versteend en half psychedelisch thuis aanspoelde, kon ik mijn emoties en impressies maar overmeesteren door ze, worstelend met onvolmaakte woorden, toe te vertrouwen aan het glazige scherm van mijn PC.     



Frida Kahlo
 
Een rode bloem die ruikt
naar bloed en bloedspat,
reeds gestold, gevlekt, gestuit
op haar te witte avondkleed.
Wie weet wie van wie door wie
met wat getooid, getoond
in haar midzomernachtelijke jurk?
Van een, die heerlijk eerlijk streed
en dan verteerd, ontkleed
onder haar jurk van bleek satijn
- en laat het wilde zijde zijn –
ging bidden, baden in de los geslagen stad,
doortrapte mensenzeeën dronken stad,
en stond te vieren
en te zwieren
en wervelend te gieren
in elke kroeg, in tenten
en bordelen en met venten,
met hidalgo's op de plazas,
langs de bamba's,
wentelend in samba's
onder de arcades in de patio:
 
Frida, Myriam Kahlo.
 
Verwond, geradbraakt
in haar ruggengraat gekraakt.
En die haar smart, gebraakt,
vermocht te storten en te striemen
op het witte doek van leed gemaakt
in olie en in verf, in bloed
en zweet en terpentijn van pijn
om Diego, haar Rivera van verdriet
met een weerkerend liefdeslied:
"Als ooit jouw dood
mijn dood vooraf zou gaan
en onze harten niet meer
samen zouden slaan,
zou ik mijn hart begraven
in je dode lichaam
en sprakeloos naar de hemel
staren door het raam."