Literatuur - Poëzie - Woudsterfte

We zijn allen groen geworden met de jaren. Wie houdt er niet van de natuur en haar verborgen wonderen? Het is omdat in ieder rechtgeaard mens een natuurliefhebber schuilt, dat het zo moeilijk is op dit universeel gevoel een aparte politieke partij te stoelen. Iedereen is min of meer groen en stemt dan ook liever voor een andere kleur. Maar elke politieke partij wordt wel eens aangesproken op haar groen geweten als de natuur, een romantische vallei, een zachte berghelling of een regenwoudje lijden onder zure regens, luchtvervuiling, en het sterven van het bomenbos, waar het zo gezellig lanterfanten is.  

 
 
Het woud lijkt oud
en bomen schromen
zich over hun kruin
die, kaal gewaaid,
de regenvlagen niet meer
tegenhoudt .
De bomen roesten bruin
en eeltig zwavelzwart.
De stammen hangen schuin
De schorsen barsten hard
en vruchteloos verhardt
het lover tot veloren bladgoud..
 
Er schuilt veel bosleed
in het zieke mensenbossenhout
De takken janken in de koude
Een grote eik kapseist en breekt.
De stilte wordt gekwetst en rouwt
om groene hoop in hoge zomer.
De ranke pijnen bidden vromer
en regenwaterdruppels glimmen  grauw.               
 
Het is het laatste woud,
dat overbleef en sterft.
De mensheid eet zich op en kerft
een doodskop in het laatste hout.    
Weldra verdampt de zuurstof
uit de barre schaarse lucht
en stokt het menselijk vernuft
 
Geen mens of hij verdraagt
een masker op 't gelaat,
verweerd tot een gezicht van hout,
een rimpelige schors, verzuurd en koud,
het enige wat nog bestaat,
het enige wat ook vergaat
van t'oude opgerotte toverwoud.