Literatuur - Poëzie - Haiku's


De waterdruppel weifelt;
de waterdruppel twijfelt
tussen zijn en niet te zijn,
tussen worden en geweest te zijn.
 
                        
 
Genade van de uren die steeds kwetsen
en waarvan het laatste doodt. Wij etsen
onze beeldenaars in honderden gezichten
en prevelen altijd dezelfde gedichten
met woorden wisselend doorheen de tijd,
in onze wedloop tegen de eeuwigheid.
 
                    
 
Omdat wij levenslang verlangen,
nooit woonden in beloofde landen
en tot stof en as verbranden,
                    zal ik,
weer vrij en toch gevangen,
zal ik de avond en de dageraad,
zal ik de dood en de geboorte,
het dubbele verraad,
tweemaal het ongehoorde,
nooit weer verwoorden.
 
                       
 
Mijn vrienden overleven niet
Zij trekken sporen in het niet
en schuilen doods onder verdorde blaren
Zij worden dood en doder met de jaren
Een laatste vriend werd zelfs doodst.
Waar is hij nu gebleven?
Egidius, uit het werelddorp verdreven?
 
                           
 
Gun mij mijn heimwee,
want de dagen korten,
en een fel verlangen
naar de avondzee,
en naar het storten
van het licht in zee
en naar een vaag idee
van hoe dromen horten,
breken op de rand
der dagelijkse dingen.
 
Ver voorbij het strand,
achter de horizon
hoor ik de golven zingen.



Vergeef mij, Heer, 
Vergeef mij dat ik beef
Nooit heb ik kunnen wennen
aan hoe te sterven
met een sereen gezicht
en wachtend op meer licht
 
                       
 
Een mens is een mens
als hij weerstaat aan schimmen,
eerzuchtig de sterren durft te winnen
en sterft in het lied van zijn laatste gedicht.
 
                        
 
Wij verwachten dat aan de overzijde
van wat wij weten en niet weten
een land van onverklaarde klaarte ligt.
Dan zal het leven van een mens,
als een kaars wankel brandend,
niet doven bij het vallen van de nacht
maar zachtjes uitgaan, onverwacht
bij het dagen van een nieuwe dageraad.
 
                        
 
Elk ogenblik dat in de tijd verglijdt,
bevat een stukje van de eeuwigheid. 
 
                        
 
Want vandaag is morgen gisteren
en overmorgen is morgen gisteren
voor altijd zal het 'nu' geweest zijn.
Weet dan dat onze tijd verglijdt
om onuitwisbaar in de tijd te zijn.
De eeuwigheid is de verleden tijd.
Gedenk dit als de herfst weer sterft.


Een hemelbrede hemel veegt
de wolken heen en weer.
Een zee van regen zwelt,
verduistert en stort neer.
De hele wereld weent.
 
 
                      
 
Meer licht wordt nu verwacht tegen het tergen
van de ochtend die niet komt.
Meer licht, een stem waarvan de kreet verstomt.
 
                       
 
Tot de avond,vol van schaduw,
vol van schaarse eindervuren
paars getooid geduldig wacht
op de pauwblauwe nacht.
Geen wad, geen oued, geen waterbron,
slechts God, koel lavend
en heilspellend dicht
achter de horizon.
 
                      
 
Mijn hond zal waken op mijn graf
en kreunen, janken, blaffen,
huilen in de wind,
en razen, razen, razen
tegen het sterven van het licht.
 
                      
 
En toch, wat is geweest
is onomkeerbaar in het zijn
geëtst en nooit meer zal het zijn
alsof wat is geweest
nooit was geweest.
De eeuwigheid bestaat, mijn vriend!
 
                      
 
Ik hoor nog slechts de waakhond
kreunen in het kreupelhout. Zijn ogen
bloeden in de nacht. Ik weet hem hijgen
in het duister, blaffend en niets zeggend
maar fel sprekend tot de maan
en tot Gods eeuwige zwijgen.



Mijn vader, hem heb ik anders gekend
dan de anderen hem hebben gekend,
al was het maar omdat hij steeds mijn vader was;
omdat hij mij heeft zien geboren worden
en ik hem tijdloos later heb zien sterven
toen op een dag het middag was;
omdat wij tussen de eerste oogopslag
en het breken van de laatste blik
solidair en lotsverbonden zijn geweest.
 
                       
 
Niet de scheiding deed je leed,
want je blik ging over bergen,
maar je onuitgestorte lied,
dat stokkend in je keel zou sterven.
 
                    
 
Met geld koop je een huis, maar  geen thuis
met geld koop je een bed, maar geen slaap,
met geld koop je een klok, maar  geen tijd,
met geld koop je een boek, maar geen kennis,
met geld koop je plezier, maar geen geluk.
 
                     
 
Zalig, zee van zilt en zwijgen!
Ik hoor je golven hijgen
en het bruisen van je koortsigheid.
Geen enkel lied kent deze majesteit.
 
                           

Mijn tuin ligt  in een ander land,
in mijn geheime vaderland,
waar ik veel dromen heb geplant
waar bomen fel tot in de hemel groeien
en ranke takken levensaders zijn,
die heftig naar meer licht verlangen,
en er zachtjes bloedend bloeien.



‘Omnes Vulnerant; Ultima Necat’
staat rond de wijzerplaat in het latijn
van een oude scheve kerktoren,
een wijsheid die wil verkondigd zijn:
‘Alle uren kwetsen en doen pijn.
Maar het laatste doodt.’
 
                         
 
De ontdekking van het andere
is de verkenning van jezelf.
De ontdekking van de andere
is de verkenning van je mij.
De reis van mij
is de reis naar ik.
 
 
                        
 
Maak het recht van de zwakken
      tot de plicht van de  sterken. 
   Kwets je aan de gekwetsten.
 En blijf trouw aan wie
      je ooit teder heeft gemaakt.
 
                       
 
De mens is geen gevallen engel.
Wel een recht opgekropen aap:
een ex-dier dat bestaat en gaat,
een gefrustreerde oud-primaat,
Als hij ooit de steen der wijsheid vindt,
grenzen verleggend in weer en wind,
zal hij, van alle tochten teruggekeerd,
       zich zeer hebben bezeerd.
 
                            
 
Geen mij
zonder wij.
Geen ik
zonder wij.
Geen wij
zonder ik.
Wij ben ik.
Wij zijn wij
Wie ben ik
zonder wij?
 
                        
 
Als je klaar bent om te strijden
en te vechten zonder te slaan,
als je bereid bent om te zaaien,
maar niet met de gebalde vuist,
als je naar de anderen wilt gaan
en hun anders-zijn aanvaarden,
als je je geloofshoop wilt belijden
dat mensen, dingen verbeterbaar zijn…
Dan zal ik je de sleutel en het zegel geven.



Vergeef me dat ik leef
dat ik naar sterren heb verlangd
in elke rimpeling van het bestaan
in vergezichten, in nabije ogen
U heb gezocht en aangezocht
bij wijlen in vertwijfeling
gebeden heb dat Gij niet zoudt bestaan
 
                     
 
Ik ben vertwijfeld en verzengd,
want van uw koude vuur verteerd,
als een die diep in het Veelal
van schijn en zijn,
vertederd en verwonderd,
maar onbeantwoord wacht,
ondraaglijk afgezonderd
in de onverklaarde nacht.
 
                    
 
Wij worden om te zijn.
Wij sterven als we geworden zijn,
for better and for worse,
het goede en het kwade geëtst
op het dunne vlies van wat is geweest,
dat al-tijd blijft.
 
                       
 



Reizen is een beetje zalig zijn;
je doelloosheid tot doel verheven zijn
en ketters, onervaren varen
naar het meest bevreemdend land,
een eiland zonder weerga,
op de wereldkaart gestrand,
op die van het heelaal gebrand,
een archipel van U, van jou alleen
en enkel van jouw enige jezelf.
 

                           
 
En wat met al die kinderen, die
hongerig hoopten op de zegen
van de vermenigvuldiging der broden,
en slechts de walg te eten kregen
van de vermenigvuldiging der doden?
 
                          
 
Zij zullen sterven als bevroren vorsten,
Bourgondiërs met hoge borsten.
Reeds hebben zij hun praalgraf aangemaakt,
de beide sarcofagen klaar gemaakt.
Vernietigd zullen zij er rusten in het niet.
Nog slechts profielen van graniet.
 
                         
 
Maar in je ene, beverige traan
zag ik meer droefheid opgesloten
dan in de wilde smart
van alle zeven wereldzeeën.
 
                         
 
"Als ooit jouw dood
mijn dood vooraf zou gaan
en onze harten niet meer
samen zouden slaan,
zou ik mijn hart begraven
in je dode lichaam
en sprakeloos naar de hemel
staren door het blinde raam."
 
                         
 
Eens zal een goddelijk groot bewustzijn,
als de tijd zal zijn gestokt
en de ruimte opgeslokt,
de ultieme golffunctie ineen doen storten
opdat het zijn zou ophouden te worden
en het land van onverklaarde klaarte
zou verschijnen in een wereld van
ultieme waarde.


Maar vooraleer wij verder gingen,
nog luisterend naar de avondadem
van dit land, vol van genade,
verscheen aan ons de zekerheid
van onze lotsverbonden kwetsbaarheid.
 
                       
 
En als de zee haar glinsteringen spreidt,
de schaarse wolken net gereid
ter uitvaart van het licht
en het doven van de avondzon,
raakt zij, mijn zee, aan God
in haar glansrijke hemelhorizon.
 
                       
 
Je bomen zijn ontbladerd,
maar sterven doen ze niet,
want sterven houdt ze tegen,
want sterven houdt ze recht.
Geen bomen staan terecht.
 
                        
 
Het doel van reizen is te bladeren
in de reisgids van je eigen grenzen
 
                        
 
Alleen kan ik niet leven zonder jou;
wil ik niet sterven zonder jou;
wil ik voor jou slechts dichten,
in klanken van onsterfelijkheid.
Omdat ik nooit zal kunnen zeggen
hoezeer ik van je hou,
hoezeer ik zonder jou
huiver van de kou en rouw.
 
                     
 
Mijn stad, die stad van mij
is niet altijd de stad van wij,
van ons, van iedereen waar iedereen
steeds iemand wezen kan,
waar mensen medemensen zijn
en vreemden medeburgers  zijn



Maar weten dat je van me houdt,
heeft de lichtheid andermaal genezen  
van mijn bestaan en mijn verstaan
en heeft mij weer met mij verzoend.
Ik hoef niet meer te razen, razen
tegen het sterven van de zon
en het doven van de horizon
 
                      
 
Maar als hij  zijn  verweerde hand
betastte, dat  bevreemdend schiereiland,
waarvan de vingers in een zee
van  werkelijkheid verzwonden en verdwenen,
zag hij gelijk hoe bruine kerkhofvlekken
op zijn huid verschenen
en de onomkeerbaarheid
bewezen van  de leeftijd en de tijd.