Buitenland - Fundamentalisme in de politiek

Fundamentalisme, integrisme en islamisme

Het woord 'fundamentalisme' is van christelijke oorsprong. Het is bijzonder nuttig dit vandaag in herinnering te brengen. De term fundamentalisme werd in omloop gebracht in de schoot van de hoofdzakelijk protestantse, Angelsaksische christelijke kerken aan het begin van de twintigste eeuw. Fundamentalisme betekende de terugkeer naar de fundamenten van het ware geloof en zijn schriftelijke bronnen en verwees naar een conservatieve godsdienstige gedachtestroming, die de schat van het geloof onveranderd wilde behouden. Het fundamentalisme was echter ook een verzamelnaam voor een aantal christelijke religieuze organisaties en bewegingen, die kritisch stonden tegenover het 'modernisme', met name de invloed van de moderne wetenschap op het wereld- en godsbeeld, de conclusies van de interpretatieve exegese van de heilige schrift en de psychologische en socio-culturele verklaringen van de 'godsdienstigheid' als collectief en individueel verschijnsel. Weldra bleek ook de katholieke kerk in bepaalde van haar geledingen -- vaak de hogere clerus en curieverantwoordelijken in de schoot van het Vaticaan – instemming te betuigen met zeer behoudsgezinde standpunten. De christelijke fundamentalisten stonden op een letterlijke lezing van het oude en het nieuwe testament en onderstreepten het belang van de geloofsdogma's en de noodzaak de geloofsleer krachtig te verdedigen. De democratische ontwikkelingen in de westerse samenlevingen en de sociale ontvoogdingsstrijd van de arbeiders werden met argusogen bekeken, vooral in de 19de eeuw. Op zedelijk vlak en meer bepaald wat betreft de seksuele moraal bleek hoofdzakelijk de katholieke kerk vast te houden aan principiële normen, die door heel veel gelovigen als wereldvreemd werden ingeschat. Maar het is vooral de verspreiding van de evolutieleer van Charles Darwin, die een fikse controverse verwekte. Voor orthodoxe christenen was de 'wetenschap' dat de mens niet rechtstreeks door God geschapen was, maar integendeel het product was van een zich over miljarden jaren uitstrekkende evolutieproces, sedert het ontstaan van de eerste levende cel op aarde, totaal onaanvaardbaar. Tot op heden bloeien trouwens creationistische bewegingen, vooral in de Verenigde Staten, die de evolutieleer blijven verwerpen (ook al heeft Paus Johannes-Paulus II er zich positief over uitgelaten), zoals in de 16de en 17de eeuw veel gelovigen ongelovig reageerden op de ontdekkingen van Copernicus en Galileï.
Naast het fundamentalisme, is er ook sprake van katholiek 'integrisme', een strekking die oorspronkelijk meer politiek gericht was en ontstaan is in het Spanje van de 19de eeuw. De integristen in de toenmalige katholieke partijen ijverden ervoor om het katholicisme te verheffen tot staatsgodsdienst en aldus de scheiding tussen Kerk en Staat, opgedrongen door de Franse revolutie, op te heffen. Zij verzetten zich ook tegen moderne maatschappelijke ontwikkelingen en vonden gehoor bij de toenmalige Paus Pius IX onder meer in zijn berucht herderlijk schrijven 'Syllabus', waarin hij zich kritisch uitliet over de democratie.
In meer recente tijden was de 'kerk' van bisschop Lefèbvre een uitvloeisel van vormen van katholiek fundamentalisme, als reactie op doctrinaire en liturgische vernieuwingen, doorgevoerd door het tweede Vaticaans concilie.
*
Het is evenwel vandaag bijna steeds met verwijzing naar de islam dat het woord fundamentalisme wordt gebruikt, naast integrisme en islamisme. Vanuit een christelijk standpunt vereisen de oprechtheid en de openhartigheid, in het raam van een dialoog met moslimverantwoordelijken, dat duidelijk wordt gesteld hoezeer religieus fanatisme in het eigen verleden van het christelijke Europa onheil heeft aangericht: innerlijke verscheurdheid tussen katholieken en protestanten, tussen christenen en orthodoxen, de talrijke en bloedige godsdienstoorlogen en de inquisitie en de brandstapels. En ook moet ruiterlijk erkend dat de beruchte christelijke kruistochten, in een veel verder verleden, ter verdediging van de heilige plaatsen, met schandelijke schendingen van de mensenrechten gepaard zijn gegaan.
Bij dit alles rijst de vraag - en ze wordt vaak gesteld in niet-christelijke en atheïstische kringen maar ook o.m. door de studenten op onze (katholieke) universitaire campussen - of godsdienst en godsgeloof niet haast vanzelfsprekend moeten leiden tot onverdraagzaamheid en vormen van agressie, gegeven de talrijke historische voorbeelden. Met name aan de monotheïstische godsdiensten, het jodendom, het christendom en de islam, wordt verweten dat zij, steunend op een geopenbaarde waarheid, makkelijk aanspraak maken op onfeilbaarheid en geprivilegieerd waarheidsbezit, dankzij een verbond afgesloten met God, de almachtige. Zulk een 'Gott mit uns'-interpretatie, die terug gaat tot een letterlijke lectuur van het oude testament, blijkt evenwel vandaag in de christelijke theologie en waardenbeleving achterhaald. God is in eerste instantie liefde en deze liefde richt zich op de medemens, die via deze liefde Gods beeld weerkaatst. In deze opvatting is vanzelfsprekend geen ruimte voor haat, agressie en blinde geweldpleging. Want godsdienst is eveneens mensdienst, waarvan verdraagzaamheid en wederzijds begrip essentiële aspecten zijn. De overtuiging dat men het monopolie van de waarheid bezit, leidt makkelijk tot de 'hubris' van dogmatisme en tot machtsdenken, dat tot in structuren, instellingen en hun politieke inbedding wordt doorgetrokken.
Moslimleiders hebben niet helemaal ongelijk als zij het Westen ethische hypocrisie aanwrijven en herinneren aan het feit dat in het christelijke Europa nauwelijks 50 jaren geleden 50 miljoen mensen werden gedood tijdens de bloedige tweede wereldoorlog. Daarbij komt dat ook vandaag Europa geen terrorisme-vrij gebied is en bij wijlen geteisterd wordt door aanslagen, die helemaal niets te maken hebben met fundamentalistische islamgroepen. Het volstaat te verwijzen naar de het IRA in Ierland, het ETA in Spanje, de Rote Armee Fraction en de Bader-Meinhof-groep in Duitsland en de CCC (cellules communistes combattantes) in België een aantal jaren geleden.
De grootste omzichtigheid is derhalve aan de orde zodra christenen en moslims elkander verwijten van onverdraagzaamheid naar het hoofd slingeren. En ofschoon allerlei vormen van fundamentalisme gemakkelijk ontaarden in verregaande onverdraagzaamheid, is het daarenboven onjuist te stellen dat fundamentalisme en integrisme noodzakelijkerwijs zouden leiden tot terrorisme. Niet zelden blijkt het fundamentalisme een sluier die gemakkelijk gespreid wordt over een louter politieke machtsstrijd en een strategie van afrekening tussen landen, ethnieën, politieke ideologieën en partijen.
Feit is dat vooral sedert de revolutie in Iran (1978-79) met het aan de macht komen van ayatollah Khomeini en de Golfoorlog met Irak (1991), na de verovering door dit land van Koeweit, het terrorisme, al dan niet fundamentalistisch, maar alvast politiek geïnspireerd, een belangrijk probleem geworden is voor het nationale en internationale beleid. Voordien was (en is) het Nabije Oosten reeds geregeld het toneel van bloedig terrorisme. De barbaarse terroristische aanslagen op het World Trade Center en op het Pentagon hebben, in de westerse benadering van de gebeurtenissen, het moslim-fundamentalisme zeer sterk in het vizier gebracht. Opmerkelijk is evenwel dat heel wat moslim-intellectuelen de terroristische acties en geweldplegingen afkeuren en afwijzen, in naam van de Koran, en kritisch aankijken tegen wat westerlingen, met een in oorsprong christelijke term, onder 'fundamentalisme' verstaan. De term moslim-fundamentalisme is voor moslimkenners veeleer misleidend en hij zou beter worden vervangen worden door moslim-activisme of islamistische wederopstanding, waarbij 'herkoranisering' - de paus spreekt wel van 'herevangelisering' – wordt gepredikt, zowel wat betreft de houding van de individuele moslimgelovige als wat betreft de maatschappelijke structuren in de islamlanden. Zoals de christenheid in de 19de en 20ste eeuw problemen heeft gehad met de vooral wetenschappelijk en economisch gestuwde moderniteit, staan de islam-landen vandaag voor een kolossale uitdaging. Hoe de vooral door het westen aangereikte hoogtechnologische goederen en diensten assimileren, zonder cultureel en levensbeschouwelijk identiteitsverlies, zonder omwoeling van traditionele maatschappelijke en politieke structuren? Hoe de uit het westen komende moderniteit opvangen zonder de eigen ziel te verliezen? En als dat niet mogelijk zou blijken, hoe dan de ongewenste westerse invloeden afstoten, counteren en uitschakelen? Dit zijn existentieel maatschappelijke vragen, die ook het westen hebben beroerd tijdens de opkomst van het handelskapitalisme vanaf de 16de eeuw en die zich met nog meer pertinentie hebben doorgezet sedert de aanvang van de eerste industriële revolutie in de 18de eeuw. In veel moslimlanden is het officieuze, soms officiële antwoord op deze vraagstelling eenvoudig. Materialistische verwestersing – meestal veramerikanisering, zoals dit wordt gesteld – is volkomen onaanvaardbaar, want vernietigend voor de eigen beschaving. Cultureel protectionisme, islamitisch militantisme en herbevestiging van de eigen koranieke waarheden en waarden dienen gepromoveerd. Meteen wordt een maatschappelijk 'weerstandige' houding aangenomen tegenover het westen, die kan leiden tot lichtgeraaktheid (cfr de zaak S. Rushdie), onverdraagzaamheid, haat en gebruik van geweld.
Belangrijk hierbij is aandacht te besteden aan de grondbetekenis van de gebruikte paradigmatische woorden; de woorden die het omvattende denkraam van een beschaving uitdrukken, waarbij een verwijzing naar de etymologische wortels verhelderend kan zijn. Zo betekent het woord Islam 'onderwerping aan Gods wil', terwijl – voor wie de antinomie in de verf wil zetten - het woord Israël verwijst naar 'de worsteling met God'. Aldus wordt het hemelsbreed verschil zichtbaar tussen de paradigma's van beide monotheïstische wereldbeschouwingen. De joodse instelling is in wezen kritisch en bevragend, ofschoon hier ook fundamentalistische afwijkingen optreden; de islamitische is onderwerpend en aanvaardend. Toch houdt de onderworpenheid van de moslims geen totale passiviteit in. Het gaat om een onderworpenheid aan het goddelijke bevel om met alle middelen te streven naar de verwezenlijking van Gods wil in de geschiedenis. En deze streving wordt samengevat in het woord 'Jihad', dat slechts in een afgeleide betekenis naar 'heilige oorlog' verwijst.
De moslimbeschaving is een van de belangrijkste beschavingen die de planeet ooit heeft gekend en nog steeds kent. Het westen heeft hieraan zeer veel te danken (de algebra, de kennis van de grote Griekse filosofen dank zij Avicenna en Averroës, de astronomie, nieuwe zeevaarttechnieken…). Wel is het zo dat de eerste (tweede helft van de 18de eeuw) en de daarop volgende industriële omwentelingen aan de islamwereld zijn voorbijgegaan en dit omwille van complexe redenen, die ik gepoogd heb uiteen te zetten in mijn boek 'De grote Verjaring. Van de 20ste eeuw naar het 3de millennium' (Lannoo, 1996).
De wetenschappelijke en technologische voorsprong van het westen, die zich vanaf de 18de eeuw heeft doorgezet, heeft ongetwijfeld, bewust en onbewust, de eer en de trots van de intellectuele en culturele elite in veel Arabische landen geraakt en gekwetst. Dit was en is des te meer het geval omdat de technologische dominantie van het Westen de rest van de wereld onvermijdelijk in een positie van afhankelijkheid heeft geplaatst, waarbij de andere landen en continenten de snufjes van de moderne technologie maar konden en kunnen verwerven via import, en derhalve het verkopen van de eigen bodemschatten. Wat in de meeste gevallen gepaard ging met vormen van openlijk of verborgen kolonialisme tot in een relatief recent verleden, waarna de fakkel van de interdependentie – volgens de critici 'dependentie' – werd overgenomen door de alom oprukkende, vervreemdende multinationals.
 
Fundamentalisme, terrorisme en hun verklaring.
 
1/ Ofschoon fundamentalisme, ondanks zijn hoog onverdraagzaamheidsgehalte, niet noodzakelijkerwijze tot geweldplegingen hoeft te leiden, leert de recente geschiedenis dat terrorisme onder meer zijn voedingsbodem kan vinden in religieus fanatisme. Supra werd hierop gealludeerd. Extreme beleving van de eigen waardeschalen onder het motto 'herbronning' of 'terug naar de roots' (onder meer via de heilige boeken ), vindt haar verklaring in een reactie van bescherming en verdediging tegen meestal vanuit het buitenland aangereikte invloeden. Deze invloeden, zoals bijvoorbeeld al wat te maken heeft met de Amerikaanse way of life, worden niet zelden door een deel van de lokale elite ervaren als invasie en bedreigend voor de eigen cultuur. Fundamentalisme, cultureel protectionisme, zelfingenomenheid, nationalisme, eigen volk eerst-reflexen en agressieve zelfverdediging liggen aldus niet ver uit elkander
2/ Bij het analyseren van de oorzaken van de antiwesterse houding, die door de bevolking van veel Arabische en moslimlanden wordt aangenomen (Iran en Indonesië zijn moslimstaten, evenwel niet arabisch), dient de aandacht gevestigd op de economische mindere prestaties of mislukkingen van veel islamlanden. Ongetwijfeld zijn de olieproducerende landen, vooral rond de Perzische Golf, bijzondere welvarend geworden maar de heersende klasse, die er aan het bewind is, wordt door de vaak arm gebleven bevolking geacht in stand te worden gehouden dankzij de steun van het Westen, met name van de Verenigde Staten en de grote Amerikaanse multinationals. Slechts weinig moslimlanden waren deelachtig aan de industrialisatiegolven van de 19de en 20ste eeuw. En de doorbraak van de hoogtechnologie, vooral van de moderne informatie- en communicatiemiddelen, was en is er voornamelijk te danken aan massale import uit de westerse wereld. Enkel Turkije en wellicht in mindere mate Maleisië slaagden erin, als moslimlanden, zich te integreren in de westerse markteconomie en min of meer autonome actoren te worden. Dit is ook de reden waarom eerst genoemd land met veel vasthoudendheid ijvert voor zijn volwaardig lidmaatschap van de Europese Unie. In de meeste andere moslimlanden is de economische en sociale situatie ongunstig of ronduit slecht, waarbij hun afhankelijkheid van de westerse wereld door de bevolking zeer scherp wordt aangevoeld. De wassende toeristenstromen verergeren bij de inwoners van die landen nog meer de overheersende indruk van verregaande kolonisatie en vervreemding. Dat de eigen, vaak autocratische bewindvoerders en de hen omringende elite samenheulen met de westerse politieke en economische machthebbers verhoogt nog het misprijzen en de afkeer van grote groepen uit de lokale bevolking voor wat beschouwd wordt als een corrumperende westerse overheersing. Het feit dat in veel Arabische staten en landen van de Derde Wereld zeer aanzienlijke sommen worden uitgetrokken voor wapeninvoer, terwijl de eigen bevolking het moet stellen met een zeer lage levensstandaard, verergert de algemene malaise.
3/ De socio-economische statistieken en de werkelijkheid die er achter schuilt, zijn voor de islamwereld een bijkomende reden van vernedering. In de rijke westerse landen, meestal behorend tot de OESO, bedraagt het gemiddelde inkomen per hoofd vandaag ongeveer US$ 28 000. In de Verenigde Staten is dit zelfs US$ 36 000, en in Israël schommelt het rond US$ 20 000. Maar in de moslimwereld die zich uitstrekt van Marokko tot aan de Filippijnen, voorbij Bangladesh en Indonesië, is het inkomen per hoofd nauwelijks US$ 4 000, en dan wordt dit gemiddelde nog geflatteerd door het gewicht van de olieproducerende landen. De relatieve armoede van de moslim- bevolkingen wordt steevast toegeschreven aan de westerse dominantie op velerlei gebieden en het daaruit voortvloeiende arrogante westerse machtsmisbruik, dat vooral dank zij slinkse en commerciële beïnvloeding beoogt de glorierijke Arabische cultuur en beschaving onderuit te halen.
4/ Bijna vanzelfsprekend worden de Verenigde Staten van Amerika uitgeroepen tot de speerpunt van de westerse overheersing en het slagschip van het westerse imperialisme. Vooral sedert de ineenstorting van het Communisme en het ontstaan van een wereld ge- domineerd door één supermogendheid, wordt Amerika gemakkelijk verantwoordelijk gemaakt voor al wat fout gaat op de planeet en verheven tot de boeman die nooit goed kan doen. Het anti-amerikanisme krijgt ook een ideologische kleuring bij al diegenen die, ook en misschien vooral in het westen, ten strijde trekken tegen het kapitalisme. Het moslim- fundamentalisme en het voornamelijk westerse anti-globalisme hebben dezelfde vijand: het vaderland van het kapitalisme, Amerika. Een neo-marxistische interpretatie van het wereldgebeuren wordt daarbij uitgetekend en, ofschoon paradoxaal, is het niet helemaal verwonderlijk dat nieuw-links en links in Europa, ingevolge hun anti-amerikanisme, sympathie opbrengen voor de Arabische zaak. Daarbij wordt het negentiende-eeuwse marxistische model van de klassenstrijd op wereldschaal geprojecteerd, in de analyse van de relatie tussen het rijke noorden en het arme zuiden. Maar extreem-rechts mengt zich ook in het anti-globalistische koor. Daar waar het linkse front, zoals gebleken is tijdens belangrijke economische en politieke topontmoetingen in de wereld (Seattle, Washington, Davos, Genua, Gent), vooral de wereldwijde markteconomisering en kapitalistische liberalisering bestrijdt, gaat extreem-rechts vooral te keer tegen de culturele gevolgen van de globalisering. Extreem-rechts wil de eigen identiteit, de zuiverheid van de eigen cultuur en de eigen tradities beschermen tegen de internationalisering onder Amerikaanse wimpel. 'Les extrêmes se touchent'. Heel wat extreem-rechtse partijen in Europa brengen sympathie op voor de Arabische zaak, wat hen dialectisch in de gelegenheid stelt zich sterk af te zetten tegen de Amerikaans-joodse invloeden in de wereld.
 
5/ De verhouding tussen de islamlanden en het westen is nog meer verstoord geraakt ingevolge het aanslepende Palestijns-Israëlische conflict. Voor de Arabische openbare opinie staat het vast dat de Amerikanen onverkort de zijde van Israël kiezen, een indruk die wordt versterkt door een zeer invloedrijke joodse minderheid in de Verenigde Staten en door de financiële en militaire hulp die Amerika aan Israël besteedt. Hierbij wordt evenwel vaak een aantal historisch feiten uit het oog verloren. In 1947 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op het toenmalige territorium van Palestina twee staten opgericht: een Israëlische en Palestijnse. Maar het zijn de Arabieren die de Staat Israël niet hebben willen erkennen, van meet af aan hebben bestreden en met vernietiging hebben bedreigd. Tijdens de zes-daagse-oorlog van 1967 hebben de Israëli's de aanvallen van de Arabische buurstaten zeer succesvol afgeslagen en daarbij gebieden veroverd, die thans de bezette gebieden zijn geworden. Hierop woonden heel wat Palestijnen, waarvoor echter de Arabische buurstaten gedurende twintig jaar heel weinig hadden ondernomen. De Sinaï-woestijn werd in 1979 dankzij de akkoorden van Camp-David aan Egypte teruggegeven en een Palestijnse Autoriteit bestuurt de Gaza-strip en delen van Cisjordanië. Enkel Jordanië en Egypte hebben de staat Israël erkend. Inmiddels zijn de Israëli's overgegaan tot het inplanten van talrijke nederzettingen in de bezette gebieden teneinde een onomkeerbare toestand in het leven te roepen. De eerste ministers Y.Rabin en E. Barak hebben nochtans grote inspanningen gedaan om tot een vredesakkoord te komen met Yasser Arafat. Te Taba was men heel dicht bij een akkoord en had de Israëlische eerste minister zeer grote concessies gedaan, zowel wat betreft een gedeeld bestuur over Jeruzalem, een geleidelijke afbouw van de nederzettingen en de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen naar Israël. De Amerikaanse president Bill Clinton wendde al zijn invloed aan om Palestijnen en Israëli's op één lijn te brengen. Yasser Arafat bleek echter niet in staat de voorliggende vredesregeling te aanvaarden. Barak keerde naar Israël terug zonder vredesakkoord en verloor de verkiezingen. Ariël Sharon, een havik, werd tot eerste minister gekozen onder meer met de steun van joodse fundamentalistische extremisten en het provocerende bezoek van Sharon aan de tempelberg leidde tot de tweede intifada vanwege de Palestijnen, een golf van terroristische aanslagen in Israël en een zeer harde en vaak bloedige repressie vanwege het Israëlische leger. Het is overduidelijk dat een vredesregeling tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, leidend tot de oprichting van een Palestijnse Staat enerzijds en veiligheidsgaranties en staatserkenning voor Israël anderzijds (land for peace) de spanning in het Nabije Oosten zeer aanzienlijk zou verminderen. Daardoor zou het terrorisme grote delen van zijn teeltbodem verliezen.
 
6/ Frustrerend blijft dat veel moslimlanden bij belangrijke multilaterale instanties en organisaties zoals de Verenigde Naties en Freedom House, heel slecht scoren, wanneer het erop aankomt het democratische en vrijheidsgehalte van bestaande politieke structuren in te schatten, in tegenstelling tot Israël dat gekenmerkt wordt door een pluralistische democratie met grote vrijheid van meningsuiting. Landen als Afghanistan, Irak, Libië, Saoedi-Arabië, Somalië, Sudan en Yemen behoren tot de meest repressieve staten van de wereld, waar de mensenrechten nauwelijks of helemaal niet aan bod komen. Onderzoek wijst uit dat er op termijn een positieve correlatie bestaat tussen democratisering en de uitbouw van een rechtsstaat enerzijds en economische ontwikkeling anderzijds. In 1950 lag de levensstandaard van de bevolking in Egypte ongeveer op dezelfde hoogte als die in Zuid-Korea en Taiwan. Vandaag is het levenspeil in Zuid-Korea vijfmaal en in Taiwan zeven maal hoger, vooral nadat deze landen zich gedemocratiseerd hebben. Na de tweede oorlog flirtten sommige Arabische landen met de inefficiënte recepten van de socialistische planning, maar de resultaten bleken weldra catastrofaal. Zeer uiteenlopende belangen en situaties leidden ook tot grote politieke verdeeldheid in de schoot van de moslimwereld, waarbij de Verenigde Staten niet zelden de indruk verwekten dat zij de verdeeldheid aanwakkerden ten einde hun heerschappij sterker uit te bouwen. De zeer cynische diplomatieke stelregel: 'de vijanden van onze vijanden zijn onze vrienden', werd door de VS op spectaculaire wijze toegepast toen de Amerikanen Irak steunden en bewapenden tegen Iran tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog in de jaren tachtig, waarna de inmiddels sterk geworden Saddam Hussein tijdens de golfoorlog (1991) door de westerse alliantie plat werd gebombardeerd. Iets gelijkaardigs deed zich voor met de Taliban, die tijdens de Koude Oorlog door de Amerikanen van wapens werden voorzien om te strijden tegen de pro-Sovjet-beweging van generaal Massoud, daar waar diezelfde Taliban vandaag zijn uitgeroepen tot de Amerikaanse vijand nummer één.
 
7/ Bij het aanwijzen van de oorzaken van het terroristisch geweld in de wereld wordt vaak de schrijnende armoede in de ontwikkelingslanden zogenoemd. En ook hier ligt het voor de hand dat een wereld, die dankzij de moderne communicatiemiddelen één werelddorp is geworden, niet vredevol kan voortbestaan als een vierde van de wereldbevolking nauwelijks het bestaansminimum bereikt. En het is niet omdat terroristische aanslagen meestal verricht worden door relatief of zelfs hoog ontwikkelde fanatici, die zelf niet zelden stammen uit welvarende gezinnen, dat de armoedefactor niet verantwoordelijk zou zijn voor de groeiende geweldspiraal. Op planetaire schaal kan men vandaag gewagen van een grensoverschrijdende klassenstrijd, vergelijkbaar met de revoluties en opstanden in verscheidene kapitalistische landen tijdens de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Marktverhoudingen zijn ook machtsverhoudingen, vooral als de concurrentie onvolmaakt verloopt en het hoeft geen verwondering dat ontwikkelingslanden van dergelijke scheeftrekkingen het slachtoffer zijn. De oplossing bestaat er evenwel niet in de internationale handel, het ontstaan van een wereldwijde markteconomie en de concurrentie te verwensen en uit te schakelen. Internationale handel, hoe ongelijk de voordelen ook mogen verdeeld zijn, is altijd beter voor een ontwikkelingsland dan helemaal geen handel en dus economisch isolement. Het is ook dankzij de strijd tegen het westerse protectionisme en de beteugeling van de macht van grote ondernemingen via een concurrentiebeleid en internationaal afdwingbare gedragscodes door bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie, dat men de huidige toestand recht kan zetten. Een beleid van duurzame ontwikkeling en continue hervorming dringt zich op. Beaat optimisme over de lotsverbetering van de ontwikkelingswereld is misplaatst, ofschoon de gunstige gevolgen van bepaalde wetenschappelijke ontdekkingen onder meer op het vlak van de energiewinning en de voedselproductie niet mogen worden onderschat. Cynisch pessimisme van zijn kant dat stelt dat met name Afrika een verloren continent is, werkt zeer verlammend en is bovendien ethisch verwerpelijk. Ten aanzien van de tragiek van de ontwikkelingswereld is opbouwend, samenwerkend en geduldig 'meliorisme' vereist, uitgaande van de overtuiging dat mensen en dingen verbeterbaar zijn. Het zijn de landen van de Derde Wereld die zich hebben ingeschakeld in de wereldeconomie, die het er ook best van afbrengen en een spectaculaire verbetering van hun levensstandaard hebben gerealiseerd, met name in Azië (Maleisië, Singapore, Zuid-Korea, Taiwan, China, zelfs Vietnam dat het communisme althans economisch liberaliseert). Alle studies wijzen ook uit dat economische groei een noodzakelijke, evenwel geen voldoende, voorwaarde is voor de verheffing van de levensstandaard van de bevolkingen. Daarbij komt dat veel ellende in de landen van de Derde Wereld voortspruit uit etnische conflicten, verregaand politiek mismanagement, wijd verspreide corruptie, en ondermijning van de volksgezondheid door postkoloniale epidemieën, waarvan aids de meesten schrikwekkende illustratie is. Wanneer aan al die dompelaars, creperend van de miserie, wordt wijs gemaakt dat het aids-virus door Amerikaanse laboratoria is ontwikkeld en wordt verspreid teneinde de wereldheerschappij van de Verenigde Staten te vestigen en te handhaven – zoals de Zuid-Afrikaanse president Mbeki wel eens laat verstaan - is het niet verwonderlijk dat wanhopige mensen de leugen voor waarheid aanvaarden. Extreme haatgevoelens worden aldus gedistilleerd uit een mengsel van ergerlijke toestanden, tragische feiten, misverstanden, halve waarheden, grove leugens en een indruk van afgrondelijke onrechtvaardigheid. Zo ontstaat in het werelddorp uit veel onbegrepen verdriet veel opgekropte haat en wraak, die kunnen exploderen in moorddadige geweldpleging, waarbij zelfmoordcommando's tot het ultieme wapen van de wanhopigen wordt verheven.
 
De internationale crisis
 
De stofwolken te New York zijn geleidelijk weggetrokken boven de puinhopen veroorzaakt door de meest bloedige terroristische aanslagen uit de geschiedenis. Tegelijkertijd krijgt de wereldgemeenschap af te rekenen met een nieuwsoortige bedreiging, die wereldwijd op elk ogenblik van de dag en de nacht gruwelijke werkelijkheid kan worden. De internationale gemeenschap wordt met een conflictsituatie van een nieuw type geconfronteerd, dat grondig verschilt van de wereldwijde vijandelijkheden die zich tijdens de 20ste eeuw hebben voorgedaan.
Het internationaal terrorisme vormt een onzichtbaar netwerk, waarbinnen groepen en organisaties onderlinge contacten hebben en samenwerken. Zij worden gefinancierd dank zij allerlei maffieuze praktijken - gaande van wapen- en drugshandel over prostitutie en mensenhandel - en zij worden ondersteund door machtige beschermheren, die behoren tot het staatsapparaat en de religieuze, fundamentalistische elite in een aantal landen, door de Amerikaanse president niet ten onrechte 'schurkenstaten' genoemd. Met het oog op de bestrijding van dit soort massale feitelijke (en potentiële) agressiviteit dient de internationale gemeenschap van democratische landen een nieuwe veiligheids- en defensiestrategie uit te werken. Maar er dient ook met grote intellectuele eerlijkheid en in alle openheid een analyse gemaakt van de onderliggende oorzaken van al dit terroristische geweld en deze misdadige agressiviteit.
 
1/ Democratieën mogen niet uit begrijpelijke woede of angst een beleid gaan voeren dat, in een poging om het terrorisme uit te roeien, ook de eigen algemeen menselijke en democratische waarden zou aantasten of vernietigen. Vergelding en weerwraak, hoezeer ook geëist door een gekwetste openbare opinie, beantwoorden niet aan de beginselen van de rechtsstaat. Prioritair daarentegen is het opsporen en berechten van de daders. Naast de individuen zijn er echter de landen, die aan de terroristische groepen hand- en spandiensten bewijzen. Die dienen op een zwarte lijst geplaatst en hun leiders moeten beseffen dat zij verantwoordelijk zullen worden geacht telkens grootscheepse of herhaalde terroristische aanvallen plaatsvinden. Internationale overeenkomsten, criteria en methoden van inspectie dienen, bij voorkeur onder het gezag en het toezicht van de Verenigde Naties, te worden uitgewerkt en geïmplementeerd. De hele scala van UNO-sancties, inclusief militair optreden, dient ingezet tegen terroristische staten.
 
2/ Een leefbare wereldgemeenschap veronderstelt dat ook steeds meer werk wordt gemaakt van de uitbouw van een internationale rechtsgemeenschap, waarin conflicten worden beslecht of gearbitreerd. De huidige crisistoestand kan bijdragen aan een groeiende bewustwording en aan het nemen van nieuwe initiatieven. Zo moet de oprichting van een Internationaal Strafgerechtshof worden versneld, opdat staatsleiders en politieke en militaire verantwoordelijken, die zich schuldig maken aan misdaden tegen de menselijkheid (zoals terrorisme), zouden kunnen worden vervolgd en veroordeeld. President Bush, die de goedkeuring van het desbetreffende verdrag door zijn voorganger president Clinton, ongedaan heeft gemaakt, kan nu aantonen dat hij wil meewerken aan een nieuwe internationale rechtsorde.
 
3/ Een land, dat het slachtoffer is van aanzienlijke terroristische aanslagen, georkestreerd vanuit bepaalde landen, bevindt zich in staat van wettige zelfverdediging. Het handvest van de Verenigde Naties (art.51) voorziet uitdrukkelijk dat in dit geval de geagresseerde staat zich mag verdedigen zonder toelating van de Veiligheidsraad. Het is slechts ex post dat de geschapen toestand door de Veiligheidsraad moet worden onderzocht. Het is om dit artikel te kunnen inroepen dat de Amerikaanse president gewag heeft gemaakt van een 'oorlogsdaad' die van buiten af tegen zijn land werd georganiseerd. Deze juridische formulering beantwoordt trouwens aan de werkelijkheid en heeft bovendien voor gevolg dat voor het eerst in haar geschiedenis de NAVO het befaamde artikel V toepasselijk heeft verklaard. Dit houdt in dat als een lidstaat wordt aangevallen, alle lidstaten - in casu alle 19 - zich eveneens aangevallen achten en bereid zijn tot solidaire steun aan het geagresseerde lid. De toepassing van artikel V stelt evenwel niet dat alle lidstaten zouden instemmen met de wijze waarop de solidariteit tot uiting moet komen. Er is in dezen geen automatisme. Als de Amerikanen om onze hulp vragen, moet elk lidstaat naar eigen vermogen uitmaken welke vorm deze aanneemt.
 
4/ Van het allergrootste belang, tijdens de eerstvolgende maanden en jaren, is de strijd van de internationale gemeenschap tegen de proliferatie van atoom-, bacteriologische en chemische wapens en de illegale wapenhandel. Landen die zich op dit gebied niet willen engageren, dienen eveneens op een zwarte lijst geplaatst, met alle gevolgen vandien wat betreft hun internationaal isolement en sanctioneerbaarheid. De verschrikkelijke terroristische aanslagen, die de Verenigde Staten hebben getroffen, gevolgd door daden van bioterreur, confronteren de wereldgemeenschap met een nieuwe type van massale onveiligheid, die de meest onverwachte vormen kan aannemen. Het is verwonderlijk dat geen enkele krant tijdens de voorbije weken heeft uitgepakt met volgende grote kop op de frontpagina: ' volgende maal doen ze het met atoombommen!!!'. Het is geen fictie meer te veronderstellen dat, indien een of andere groepering van razende fanatici de beschikking krijgt over nucleaire of bacteriologische wapens, ze die ook zal gebruiken. Eén lepel zenuwgas (sarin) volstaat om de hele bevolking van een miljoenenstad uit te roeien. En de miltvuurgevallen in de VS bevestigen de groeiende ongerustheid.
 
5/ De verdediging in de toekomst tegen terroristisch geweld zal een ononderbroken, waakzame en voor veel burgers hinderlijke en geldverslindende politiek met zich brengen. De veiligheidsuitdagingen, die bij de aanvang van de 21ste eeuw de wereldgemeenschap overvallen, zullen wellicht gedurende decennia een volgehouden en gecoördineerde inzet vereisen. Samenwerking van inlichtingendiensten, bestrijding van drugkartels, illegale wapentrafieken en zwartgeldcircuits zijn van vitaal belang geworden.
 
6/ Zodra voldoende bewijzen van schuld voor de terroristische aanslag in de Verenigde Staten waren ingezameld tegen Osama Bin Laden, werd door de geallieerden een ultimatum gericht aan de Afghaanse Taliban-leiders. Een hun weigering lokte onvermijdelijk een militaire reactie uit. Erg belangrijk is dat het militaire optreden is opgenomen in een ruimer kader, dat in eerste instantie te maken heeft met een diplomatieke actie gericht op een gezamenlijk frontvorming van alle staten in de wereld, die belang hebben bij de bestrijding van het terrorisme. Dat daarbij vooral de Arabische landen worden geviseerd ligt voor de hand. En essentieel is de benadrukking van het feit dat de Islam als godsdienst het terrorisme afkeurt en dat de huidige actie van de geallieerden op geen enkele wijze mag getuigen van vijandigheid tegenover de moslimwereld. Daarom is het sparen van de burgerbevolking bij het uitschakelen van terroristische bases en infrastructuur in Afghanistan zo belangrijk. Ook is het nuttig te herinneren aan het feit dat het westen niet alleen geen oorlog voert tegen de islam maar in een recent verleden zelfs gewapend is opgekomen voor de verdediging van de moslimbevolking, o.m. in Bosnië.
Een tweede belangrijk elementen in de aanpak van het terrorisme is de opvoering van de humanitaire hulp ten gunste van de bevolkingen die slachtoffer zijn zowel van de acties als van de repressie van het terrorisme. Dat de Amerikanen ook kleine radiotoestellen droppen, die de Afghanen moeten in staat stellen te luisteren naar de 'Voice of America', behoort tot de media- en psychologische aspecten van de strijd tegen het terrorisme.
 
7/ Naast internationaal gecoördineerde terreurvoorkoming en -repressie, is politieke en diplomatieke conflictpreventie een steeds meer uit te proberen aanpak. Onopgeloste conflicten, vaak van etnische of religieuze aard of met een economische achtergrond, worden infectiehaarden, die lokale gemeenschappen kunnen besmetten met het moeilijk uit te roeien virus van haat en geweld. Het zijn bovendien niet alleen en soms niet in de eerste plaats politici, maar wel bemiddelaars en hulpverleners, behorend tot allerlei niet-gouvernementele organisaties, die op discrete maar doelmatige wijze kunnen bijdragen aan het smeden van aanvaardbare vergelijken en akkoorden. Het terrorisme moet worden gediscrediteerd door volgehouden vredespogingen. Hierbij is de rol van de Verenigde Naties onvervangbaar. Het is niet ondenkbaar dat na de ineenstorting van het Taliban-regime in Afghanistan de Verenigde Naties een tijdlang ter plekke een taak van verzoening en peace making op zich zullen dienen te nemen, misschien in het raam van het UNO-handvest, gewijd aan de voogdij (hoofdstuk XII).
 
8/ Economische onderontwikkeling en sociale wantoestanden moeten door het rijke Westen op een meer doelmatige wijze worden aangepakt. Dat vereist o.m. dat de Europese Unie haar beleid van landbouwprotectionisme afbouwt en alvast ophoudt haar landbouwoverschotten op de wereldmarkt te dumpen tegen gesubsidieerde prijzen. Een geleidelijke 'delocalisatie' van industriële activiteiten van het noorden naar het zuiden is wenselijk, voorzover in het zuiden stabiliteit, rechtszekerheid en voldoende rentabiliteit aan investeerders wordt geboden. Tevens zou tijdens de eerstkomende maanden een krachtig economisch beleid van vertrouwenwekkende maatregelen moeten worden gevoerd. Het ligt voor de hand dat de huidige situatie de reeds beginnende recessie enkel kan versnellen en verergeren. Ofschoon de olieprijzen momenteel dalen, wat slecht is voor de olieproducerende landen (de Arabische, maar ook Rusland), dreigen ze te stijgen bij een uitdijend conflict, wat dan weer nefast is voor de hele wereldeconomie.. Het consumentenvertrouwen neemt af, investeringen verminderen, de beurzen slabakken, het toerisme en de internationale luchtvaart krimpen. Ook op economisch gebied zal internationale samenwerking nog meer vereist zijn en zullen de politieke verantwoordelijken hand in hand met economische en financiële decision makers dienen op te treden.
 
9/ Het wordt ook steeds duidelijker hoezeer de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten de internationale verhoudingen hebben gewijzigd. Er is een zeer intense samenwerking ontstaan tussen Amerika en Rusland en op het persoonlijke vlak tussen president Bush en president Putin. Ook met China is er toenadering. De Britse premier Tony Blair heeft zich de status aangemeten van wereldleider. Andermaal hebben de Angelsaksische landen bewezen hoezeer zij toonaangevend zijn in de wereldpolitiek. De Europese Unie komt verzwakt uit de internationale crisis, aangezien zich de facto een directorium van de drie grote Europese mogendheden aandient (Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk). Naar het Belgische voorzitterschap van de Unie wordt beleefd geluisterd maar de EU komt veeleer over als een consulting group waarvan de Belgische eerste minister gedurende zes maanden de secretaris mag zijn. De zwakheid van Europa heeft te maken met de ontstentenis van een echte en hechte Politieke Unie, gesteund op een geïntegreerd buitenlandbeleid en een ééngemaakt slagkrachtig leger. Maar recentelijk is gebleken dat de oprichting van een rapid reaction force van 60.000 manschappen andermaal werd uitgesteld.
 
10/ De terroristische aanslagen zijn niet alleen misdadig, waanzinnig en totaal irrationeel. Ze zijn ook contraproductief met betrekking tot de zaak die de terroristen en hun opdrachtgevers willen behartigen. De tragedie die over New York en Washington is vaardig geworden heeft het imago van de Islam en de Palestijnse zaak zeker geen goed gedaan. Maar ook het Ierse IRA heeft snel ingezien dat aanslagen zich thans keren tegen het nagestreefde doel. Bij wijze van lichtvaardige veralgemening wordt door de westerse openbare opinie niet zelden de hele moslimwereld verdacht gemaakt. Moedige politici van bij ons dienen hiertegen in te gaan. Het afgrondelijke kwaad, dat thans werd gesticht, moet ook eerlijke en nadenkende islamverantwoordelijken doen gruwen en er bewust van maken dat enkel verzoening en samenwerking de wereldgemeenschap leefbaar kunnen houden. In de schoot van onze eigen gemeenschap zal de strijd tegen xenofobie, racisme, onverdraagzaamheid en discriminatie onverkort moeten worden voortgezet. De wereldwijde opmars naar een meer multiculturele samenleving is niet tegen te houden. De grote uitdaging - maar mensverheffende opgave - blijft erin bestaan, ondanks alle beproevingen, een medemenselijke interculturele leefgemeenschap uit te bouwen. Op religieus vlak zijn nieuwe inspanningen vereist op oecumenisch gebied tussen de leiders van de christelijke, joodse en islamgodsdiensten, allen abrahamitisch en van monotheïstische signatuur.
 
 
Na de val van de Berlijnse Muur, de implosie van het communisme, de explosie van de Sovjet-Unie en het beëindigen van de Koude Oorlog schreef de Amerikaanse politoloog Francis Fukuyama zijn beroemde artikel: 'The End of History'. Daarin stelde hij, overigens getuigend van groot optimisme, dat de liberale democratieën, gepaard gaande met de markteconomie en de rechtsstaat, definitief het pleit hadden gewonnen. Voortaan zou de wereld gekenmerkt worden door vreedzame éénmaking, nuttig handel drijven en culturele uitwisseling. Hierop repliceerde professor Samuel Huntington in 1993 met zijn boek: 'The Clash of Civilisations'. Fukuyama was natuurlijk fout. Het aards paradijs is niet voor morgen. Het werelddorp blijft verdrietig, wordt geteisterd door veel onheil en lijdt in veel van zijn mensen. Dat ook Huntington fout heeft geredeneerd, wanneer hij aankondigde dat de westerse beschaving in conflict zou treden met de Arabische wereld, is vandaag nog niet bewezen. Maar alvast moeten wij geloven in de hoop. De hoop dat een bloedige strijd tussen beschavingen, ook als die verloopt met terroristische aanslagen enerzijds en gerichte preventieve acties anderzijds, zal kunnen worden bezworen en vermeden. In naam van de beschaving zelf. Want beschavingen strijden niet. Tenzij samen tegen onrecht en ellende.