Literatuur - Teksten - 11.11.11
 
De 11.11.11.-actie is een bijzonder gebeuren omdat het, dank zij de inzet van vooral heel wat jonge mensen, onze aandacht vestigt op de miserie in de wereld en het contrast tussen diegenen die het goed hebben en diegenen die slecht af zijn. Geven is nuttig, misschien nog meer voor de gever dan voor wie ontvangt. Geven leert geven en op de keper beschouwd zijn we nooit solidair genoeg met de sukkelaars. Veel landen, meer bepaald in Afrika, zijn etterende wonden, in de meeste aspecten van hun maatschappelijk leven.  De bevolking strijdt er dagelijks tegen honger en dorst, wat niet belet dat een beperkte elite schandelijk profiteert en de kleptocratie in de plaats stelt van de meest elementaire democratie. Tienduizenden mensen worden beestachtig afgeslacht door duizenden mensen die bloeddronken in het wilde rond schieten. Kindsoldaten hanteren kalasjnikovs en bazooka's in plaats van hun pen of schrijfstift op school. Niet zelden ontaardt er het geweld in regelrechte genocide. Het ergste is dat de meeste verantwoordelijken voor de onnoemelijke schendingen van de mensenrechten de mening zijn toegedaan dat ze hun plicht vervullen en doen wat ze moeten doen.
Een paar maanden na de beruchte volkenmoord in Ruanda (1994), ontving ik een delegatie uit Ruanda. Het waren Hutu-leiders wier stamgenoten zich in grote mate schuldig hadden gemaakt aan het massaal uitmoorden van wellicht één miljoen Tutsi's. Toen ik zei hoezeer we geschokt waren door de afschuwelijke moordpartijen die in Ruanda hadden plaats gehad, reageerde de delegatieleider met de mededeling dat er helemaal geen mensen waren gedood in Ruanda. En hij vervolgde: 'Jullie Europeanen moeten heel omzichtig omspringen met termen als genocide en volkenmoord, want jullie hebben nauwelijks vijftig jaren geleden tijdens de tweede wereldoorlog tenminste 50 miljoen mensen omgebracht'. Als je zoiets als Europeaan te horen krijgt, moet je uiteraard even slikken. Maar ik herpakte me en zei: 'U zal toch niet loochenen dat er in uw land massaal werd gemoord. We zagen op het TV-scherm hoe mannen, vrouwen en kinderen onbarmhartig en gruwelijk, zelfs met machetes, werden afgemaakt'. Toen zei de Hutu-woordvoerder zonder verpinken: 'Mijnheer, U hebt er niets van begrepen. We hebben helemaal geen mensen vermoord, noch mannen, noch vrouwen, noch  kinderen. Wij hebben de kakkerlakken  - les cancrelats, monsieur – uitgeroeid en hadden we dit ongedierte  - la vermine - niet tijdig uitgeschakeld, zouden zij ons hebben uitgemoord. Wij hebben onze heilige plicht gedaan'. Verder van gedachten wisselen leek helemaal nodeloos, zodat ik besloot de vergadering op te heffen.
Dit surrealistische gesprek heeft mij geruime tijd achtervolgd. De verklaring van mijn Hutu-gast bewees tot welke verschrikkelijke absurditeiten het loslaten van algemeen geldende morele principes kan leiden.