Literatuur - Boeken - De Onmogelijkheid van het Noodzakelijke - Epiloog

De doorbraak van de creatieve kennis als belangrijkste productiefactor is een recent grensoverschrijdend fenomeen, dat wereldwijd kennis-elites in het leven roept. De markteconomie, door haar eigen transnationale, competitieve en antiautoritaire kenmerken, wordt het wereldwijde vehikel van de ICT. Zo wordt de wereld ons dorp. Een nieuw maatschappelijk systeem is groeiende: het informatisme, dat de plaats inneemt van alle andere systemen van de XXste eeuw. Het informatisme is onverenigbaar met communistische en fascistische dictaturen enerzijds maar heeft ook anderzijds verreikende gevolgen voor het liberale kapitalisme en de werking van de markteconomie. Het informatisme decollectiviseert en deprivatiseert tegelijkertijd. Dit ondervindt het oude Europa, zo dierbaar want zo vertrouwd, alle dagen opnieuw. Met de post-industrile ICT-revolutie en het ontstaan van de netwerkmaatschappij levert onze samenleving een belangrijke bijdrage aan wat Pierre Teilhard de Chardin de creatie van een mondiale noösfeer heeft genoemd, een  wereldwijde gemeenschap van kennis en gedachten en verwerking van informatie. Onbetwistbaar is dit fundamentele gebeuren tevens bevorderlijk voor de democratie. Nooit was de vrijheid van mening zo groot onder invloed van de ongeremde uitwisseling van gedachten en ideëen wereldwijd. Via internet wordt de wereld n grote winkelzaak, maar ook een oceaan van inlichtingen en kennis. De informatierevolutie doet de nationale soevereiniteit van de staten weglekken. Nationale regeringen zijn te klein voor de grote aangelegenheden, want die worden internationaal en zelfs supranationaal beslecht; en tegelijkertijd zijn de regeringen te groot voor de kleine aangelegenheden, want die worden toevertrouwd aan gedecentraliseerde autoriteiten. In een dusdanig technologisch muterende omgeving worden ook ondernemingen grensoverschrijdend en dus multinationaal. Velen leiden een nomadisch bestaan; sommigen zijn haast virtueel. Nieuwe vormen van samenwerking tussen bedrijven,  fusies en overnames zijn niet van de lucht. De regeringen en overheidsinstanties op allerlei niveau's zoeken op hun beurt naar samenwerkingsverbanden ten einde greep te krijgen op internationale krachten die for better and for worse de leefwereld van staten, volkeren en personen omwoelen. Daarbij dient gesteld dat mensen niet nomadisch, niet volatiel en niet virtueel zijn en niet mogen herleid worden tot een klein kamwiel in een grote cybernetische machine, maar wel geroepen zijn om samen te leven ten einde samen te werken en aldus meer mens te worden. Een gemeenschap als de Vlaamse en een multicultureel land als België kunnen hierbij een belangrijke zinvolle laboratoriumfunctie vervullen.
De politieke en de economische macht bestaat steeds minder uit macht over een territorium en steeds meer  uit de controle over een netwerk. Zo wordt de macht  gedeterritorialiseerd en worden de productieprocessen gedematerialiseerd. De mondialisering van de technologische vooruitgang, van de economische activiteiten en financiële transacties, reduceert geleidelijk aan de invloed van het blanke Westen en dit wordt even wennen voor het blanke ras - in het voordeel van andere continenten en beschavingen, die zich volop inschakelen in een nieuwe wereld van communicatie, kennisoverdracht en vindingrijkheid (serendipity zeggen de Britten met een onvertaalbaar woord). De wereld wordt n dorp maar is steeds meer gedecentraliseerd.  Het gaat bovendien om een dorp met 6 miljard inwoners, die het allen materieel even goed willen hebben, aangezien zij weten dat sommigen in de wereld het veel beter hebben.  Dit leidt tot wereldwijde spanningen en misverstanden, weerstand tegen de onvermijdelijke multiculturalisatie, tot moeizame en te trage aanpassingsinspanningen, maar ook tot vormen van internationale klassenstrijd, acuut nationalisme, religieus fundamentalisme, tot afstotingsverschijnselen ten aanzien van wetenschap en technologie en in veel landen tot het ontstaan van een duale maatschappij. De worsteling van nationalisme en internationalisme en van universalisme en particularisme breekt weer door in samenlevingen en werelddelen, wat tot op zekere hoogte de echo is van de tragische geschiedenis van de XXste eeuw en een terugkeer kan inhouden van het verleden. Dit alles voltrekt zich in de zo geroemde kennismaatschappij die ook veel onwetendheid afscheidt en vervalt in extreme simplismen omwille van de complexiteit van de problemen, zodra die door de media als fast news worden aangereikt. Veel scherpzinnigheid en generositeit gaan gepaard met veel ontgeestelijking en individualisme. Een wereld  overweldigd door paradoxen. 
De enige constante van de geschiedenis is de verandering. Alles verandert steeds meer, maar niet alle veranderingen zijn goed. Niet elke verandering is vooruitgang. De ICT-revolutie  is noch ethisch noch onethisch. Zij is veeleer amoreel. De hamvraag is waartoe ze wordt aangewend. De belangrijkste en meest wezenlijke samenlevingsvraag van de volgende jaren heeft te maken met de ethiek van de verandering. De meest fundamentele opdracht voor de toekomst is een antwoord te verschaffen op volgende vraag: Hoe de veranderingen die ons overspoelen, omzetten in ware menselijke vooruitgang? Er blijkt meer nood te zijn aan een ethiek van de verandering dan aan een verandering van de ethiek. De vraag naar wat menselijke vooruitgang betekent aan het begin van de XXIste eeuw, situeert zich op het kruispunt van geloven en hopen, maar ook van weten en denken.
 Meteen  stuit men op de  meta-politieke en  meta-economische vraag naar wat mag en  niet mag, ook als het kan. Een torenhoge ethische vraagstelling rijst op, midden in de moderne samenleving, vaak gekenmerkt door veel samenloosheid en die hierop onwennig reageert.
 
In een tijd van post-modern scepticisme kan dergelijke ethische opgave voor de aankomende generatie van verantwoordelijken en leiders gniffelend worden afgedaan als naïef idealistisch of zelfs hypocriet. Uitzichtloos pessimisme is nochtans verlammend en daardoor ook tot op zekere hoogte niet moreel verantwoord. België en Vlaanderen in het bijzonder behoren nog steeds tot een uitermate geprivilegieerd 'kleinoord' op de wereldkaart. Een constatering die onze verantwoordelijkheid des te groter maakt. Beaat optimisme van zijn kant is onverantwoord, want lichtzinnig en roekeloos. Maar een soort volgehouden meliorisme, met name het geloof in de verbeterbaarheid van mensen en dingen, ondanks ontgoocheling en mislukking, kan de haast spontane wankelmoedigheid van de zuivere intellectuele analyse bijsturen. De Europese eenmaking, de welvaartsrevolutie in West-Europa tot stand gebracht, de vrede die er nu reeds sedert meer dan een halve eeuw heerst in een klimaat van democratische samenwerking, is een historisch voorbeeld dat het kan, ook als het vaak moeilijk is en soms totaal onhaalbaar lijkt. In dit meliorisme schuilt de kracht om ervoor te ijveren dat wat nodig is voor het algemeen welzijn ook realiseerbaar zou worden. Dan wordt de 'onmogelijkheid van het noodzakelijke' herleid tot een boutade of tenminste tot een onbillijk intentieproces aangedaan aan zoveel mensen van goede wil.